Aan ta-fel!
Ik heb iets op te biechten. Uit het eerste boek van Sven Ornelis heb ik welgeteld nul recepten gemaakt. En dat heeft alles te maken met Raf. Raf is thuis de prinses in de keuken. In plaats van een lekkere klassieker maakt hij liever acht verschillende gangen klaar wanneer we vrienden op bezoek hebben. Op een gewone avond in de week serveert hij traag gegaarde varkenswangetjes met geconfijte ajuin en snap ik plots waar die grote pot, die al twee dagen in de keuken stond te blinken, voor diende. Ik eet graag, heel graag. Te graag. Dus mij zal je niet horen klagen.
Ook niet wanneer Sven Ornelis met veel schwung één en ander uit z’n mouw tovert voor de lancering van z’n tweede kookboek ‘De Would-Be Chef 2’. Ik sta op de eerste rij wanneer hij van een Oreo-koekje een origineel patéhapje maakt. Daarna trakteert hij z’n genodigden op een ‘sexy gerechje’ met asperges. Het bereiden van de gestoomde visballetjes ziet er even simpel uit als het smeren van een boterham. Of hoe makkelijk en lekker het kan zijn als je ’t slim aanpakt. Dat weet Sven. En daar gaat zijn boek over.
Ik wil weleens weten welk ingrediënt van hem een kroontje krijgt. ’Asperges, zonder twijfel. Zo puur, zo van bij ons. Zo smaakvol zonder veel moeite’, zegt hij. Maar Sven haat rodekool: ‘Als kind vond ik dat echt gru-we-lijk.’ Het lijkt alsof er een koude rilling over z’n rug loopt. ‘En we moesten thuis ons bord leegeten’, voegt hij eraan toe. Voor een laatste avondmaal tekent Sven voor de witloofrolletjes van zijn mama. En als dessert: de lekkerste appeltaart ter wereld. Oók van mama. Zijn het niet altijd de mama’s die ons de goesting in gezellig samen eten hebben doorgegeven? In mijn eigen gezin zal het evenwel aan de papa hebben gelegen.